Redactioneel
De jaarserie Schade aan de ziel wordt in dit nummer vervolgd met twee artikelen. Wim H. Dekker schrijft over de verhouding tussen ouders en kinderen. Naar zijn waarneming is die verhouding aan verandering onderhevig als gevolg van een omgang met het leven waarin autonomie en maakbaarheid trefwoorden zijn. Een levensdomein dat vroeger grotendeels onbeheersbaar was, is binnen het bereik van menselijke planning gekomen. Vanuit het perspectief van de ouders zijn kinderen gewild, maar voordat je het weet zijn ze daarmee ook hun project. Andersom, kinderen worden beschouwd als autonome wezens. ‘Bij de planning wordt al rekening gehouden met de wensen van het kind: eigen kamer, auto, geld voor onderwijs, plek in de crèche, emotionele stabiliteit van de ouders en voldoende inkomen om de hypotheek af te lossen zijn randvoorwaarden voordat met de anti-conceptie gestopt kan worden.’ Dekker vraagt zich af waar de ‘schade aan de ziel’ zit in deze trends. Hij wijst erop dat in de geschetste omgang tussen de generaties de overdracht van de noties die er werkelijk toe doen in het leven wegsijpelt. ‘De schade huist in de leegte. Moderne kinderen dragen geen juk, ze dragen niets. Ze hebben geen voor en geen achter.’
Een artikel van de Leidse filosoof Gerard Visser biedt als het ware een wijsgerige verdieping van de waarnemingen van Dekker. Visser sprak op de Leidse Christelijke Studenten Dag over ‘De vraag naar de zin van het leven’. In een fraai betoog laat hij zien wat er gebeurt als een cultuur de vraag naar de zin van het leven verengt tot het halen van binnenwereldlijke doelen. ‘In een functionele werkelijkheid komt alles op berekenbare wijze in dienst te staan van het effect. Op de belevenismarkt is dit effect de beleving geworden.’ Een mooi voorbeeld daarvan is volgens Visser de traan van Maxima, die exact kwam op het door de regisseur voorspelde moment. ‘Na 14 seconden, dan zwelt het koor aan, en dan mag de emotie komen.’ De opgave is volgens Visser om het besef open te houden dat wij niet de regisseurs van ons eigen leven zijn. Het afkloppen van de betekenis van het woord ‘Gelassenheit’ biedt hiervoor volgens hem een goede sleutel. In de korte analyse van dit grondwoord resoneren allerlei beseffen die – verrassend genoeg – ook in de gereformeerde traditie, deels (nog) levend, aanwezig zijn. Vissers analyse kan helpen beter te zien waarom het nemen van de bocht van de beleving – in de hoop daarmee bij de tijd te blijven – vrijwel zeker tekort zal zijn. Leven in een technisch gefunctionaliseerde wereld is een opgave waarvan de zwaarte niet is te onderschatten. Het lijkt de straf voor een cultuur waarin men denkt dat het bezit van de wereld het einde van alles is.
Een interview met James Kennedy, een meditatie en een terugblik op acht jaar paars completeren dit nummer.