Wachten op bruin brood

Column

Twee niet onbelangrijke brandpunten in de Nederlandse protestantse orthodoxie – EO en RD – deden onlangs onderzoek onder hun achterban, met dezelfde vragen. De EO kopte haar onderzoek De verlegenheid voorbij. De EO-achterban geeft blijk van een hernieuwd zelfbewustzijn. Uit het RD-onderzoek komt naar voren dat de geestelijke identificatiefiguren niet of nauwelijks meer voorkomen in hun achterban en dat men huiverig is voor evangelicalisering. Maar ook dat kerkmuren minder relevant gevonden worden.
Tien jaar geleden volgde op De boodschap en de kloof, ook een EO-achterbanonderzoek, veel discussie. In de jaarserie van 1998 ging Wapenveld diep in op het veranderde klimaat, onder de titel ‘Hoe wilt Gij zijn ontmoet?’, (na te lezen op www.wapenveldonline.nl). Filosoof Gerard Visser gaf aan dat in het tijdperk van de beleving er sprake is van afbraak van wezenlijke bindingen, die aan traditie en die aan collectiviteit. De individualiteit komt in het centrum. Ons persoonlijke verhaal doet er toe. Maar die individualiteit moet zich wel zien te ontwikkelen in een zee van (commerciële) prikkels. ‘De vraag ten aanzien van EO-evenementen lijkt mij dan: moet ook hier de beleving niet een gat vullen, dat met deze eis van de beleving alleen maar groter wordt? Of wordt er ernst gemaakt met suggesties die van een vernieuwde omgang met de overlevering, van een levend gesprek tussen heden en verleden?’
Tien jaar later lijken Vissers observaties me nog steeds actueel. Onlangs zei Henk Hagoort, directeur van de EO, dat beleving de ingang van het geloof is voor de EO, dat emotie daarvoor een instrument is, dat de EO daarin mogelijk ook te eenzijdig is, en dat we daarom ‘wel behoefte hebben aan een gedegen preek, aan bruin brood zogezegd. Ik hoor steeds meer, vooral jonge, mensen die willen weten wat er in bijbel staat’. En dat we ‘moeten zoeken naar de meerwaarde van onze tradities voor elkaar. (…) Die moet je dan wel vrij zetten. Dan zeg ik (een beetje oneerbiedig): haal dat pakpapier er af’. Maar de evangelicalisering is niet te stuiten, aldus Hagoort. Iets vergelijkbaars zeiden Knevel en Van der Veer tien jaar terug ook al: ‘De kerken moeten EO-piekervaringen inbedden’.
Jan Maasland – uit wiens fraaie Waarheidsvriend-rubriek Uit de pers de Hagoort-citaten afkomstig zijn – merkt wat droogjes op dat de EO natuurlijk wel aardig heeft meegeholpen aan de evangelicalisering van de kerken. Maar Maasland pakt de handschoen van Hagoort terecht ruiterlijk op en mikt op bezinning. ‘Hoe dienen we de veranderingen te waarderen en hoe dienen we er mee om te gaan? Is het inderdaad slechts een kwestie van pakpapier of is er toch meer aan de hand?’
Mij lijkt er zeker meer aan de hand. De EO voor de beleving en de kerken voor de bevinding is een aardige vondst, maar beneemt het zicht op de wezenlijke dubbelzinnigheid van onze belevingscultuur, waar zowel EO als kerken zich toe hebben te verhouden. De kerk zou wat minder krampachtig mogen zijn. Zou het tijdperk waarin we ‘in alle mogelijke experimenten op zoek gaan naar iets dat ons nog treft of raakt’, niet in het minst op religieus gebied, misschien ook het tijdperk kunnen zijn waarin de Geest bezig is nieuwe gestalten te scheppen in een ook kerkelijk globaliserende wereld? Voor de kerken is het in deze periode van experimenteren van levensbelang zowel ruimte te bieden als richting te wijzen. Bijbel, liturgie en pastoraat, dat zijn de kernen. Werk genoeg.
En de EO, die staat voor de niet geringe opgave de dubbelzinnigheid van de belevingscultuur zó te peilen dat het niet alleen de laatste seculiere trends probeert te kerstenen, maar ook zelf zorgt voor bruin brood. De bal ligt niet alleen bij de kerken.