Blij met een beetje evenwicht

Bram van de Beek over christenen en politiek
Christendom en politiek, het blijft een curieuze combinatie die al vele pennen in beweging heeft gebracht. Een van de meest recente bijdragen aan de discussie over christelijke politiek is Vrede stichten van Stefan Paas. Zijn boek heeft, samen met de kabinetsdeelname van de ChristenUnie, het thema weer hoog op de agenda gezet. Twee jaar eerder leverde Bram van de Beek (1946) ook een bijdrage aan de discussie over christelijke politiek, tijdens een lezing voor de Guido de Brès-Stichting, het wetenschappelijk instituut van de SGP. Zich baserend op de praxis in de vroege kerk stelde hij dat christenen niet veel in de politiek te zoeken hebben.

‘We zullen onze talenten moeten inzetten voor de opbouw van de kerk. Geen aardse macht begeren wij, die gaat alras verloren. Ons burgerschap is in de hemel, tenzij wij van deze wereld zijn.’[1] Deze lezing en de recente ontwikkelingen vormden de aanleiding om de hoogleraar Symboliek aan de Vrije Universiteit Amsterdam te bevragen op deze uitspraken en de plaats van die uitspraken binnen zijn theologisch denken.
Hoewel hij zelf zijn denken omschrijft als contextueel bepaalde ‘contra-literatuur’ [2], is er wel degelijk een rode draad te ontdekken. De contouren die in zijn dissertatie en vooral ook in Schepping zijn neergezet werkt hij consequent uit. Tot de kern van zijn denken behoren zijn opvattingen over tijd en de plaats van de christologie, zo schrijft hij zelf [3]. De factor tijd is in zijn ogen een cultureel concept dat niet aan de theologie mag worden opgelegd. ‘De eschatologie van de Schrift is niet die van opgaan, maar van crisis.’ Niet de tijd, maar de ene God zelf is het midden en die God kennen we in Jezus Christus. Vandaar dat hij vanaf Schepping zijn boeken in christologisch perspectief zet. Zich baserend op deze uitgangspunten doet de Amsterdamse theoloog stevige uitspraken over theologische en actuele maatschappelijke problemen.
In een doorwrochte analyse van de theologie van Van de Beek laat Barend Kamphuis zien dat deze betrokkenheid op de actualiteit een gevolg is van de methodologie die Van de Beek volgt [4]. Openbaring en ervaring bepalen elkaar wederzijds. ‘Spreken over God is spreken over ervaringen van beneden’, zo poneerde Van de Beek tegenover Kuiterts uitspraak dat alle spreken over boven van beneden komt. Dit leidt tot een hermeneutische theologie waarbij de werkelijkheid nadrukkelijk betrokken wordt.
Over die werkelijkheid is hij niet optimistisch. Keer op keer geeft hij in zijn boeken en artikelen blijk van lage verwachtingen van ’s mensen kunnen. Toch wil hij zich geen klager noemen. ‘Als ik dan een klager mag zijn, dan is dat als een aanklager.’ [5] In Radix schrijft hij, naar aanleiding van de genoemde analyse van zijn denken door Barend Kamphuis, dat al zijn boeken een contra karakter hebben maar tegelijk iets positiefs willen zeggen over het probleem dat behandeld wordt [6]. Als het gaat over het domein van de politiek komt dat positieve niet altijd even helder naar voren. In zijn Kring om de Messias uit hij stevige kritiek op Van Rulers opvatting over theocratie [7]. Christenen moeten geen wereldverbeteraar worden, ook geen chiliast worden, maar dulden. De vraag is echter wat dat concreet betekent. In Hier beneden is het niet poneert hij dat ‘christenen zich niet moeten mengen in de politiek van de wereld, want als vreemdelingen zullen ze alleen maar zelf het slachtoffer worden’, een standpunt dat hij ook verkondigde tijdens de conferentie van de Guido de Brès-Stichting. Is dat het hele verhaal over politiek? Of is er meer te zeggen?

Equitas

Van de Beek volgt de politiek nauwlettend, zegt hij. Maar hij heeft wel een grote reserve als het gaat om de politieke idealen en het omgaan met macht. ‘De politiek moet niet meer doen dan zorgen dat de tent niet al te hard lekt. Vooral geen grote idealen hebben van een nieuwe wereldsamenleving of een perfecte wereld. Dat politieke ideaal van de apostolaatstheologie en de Wereldraad van Kerken, daar geloof ik helemaal niets van. De overheid moet niet denken dat ze het koninkrijk van God op aarde kan stichten. Ze moet zorgen dat ze balans houdt. Dat de sterken niet al te veel de baas gaan spelen en de zwakken niet helemaal vertreden worden. En dat geldt op allerlei terreinen: macht, economie, rijkdom en armoede.
Dit evenwichtsprincipe heeft te maken met de relativering van de aardse macht vanuit het onderscheid tussen een aards en een hemels koninkrijk. Laat macht alsjeblieft altijd binnen de touwen blijven. Het hele principe van equitas dat Calvijn in het laatste hoofdstuk van de Institutie ontwikkelt. Je ziet het in het denken van de apostelen in het Nieuwe Testament: een heel nuchter, relatief denken over de overheid. Ook bij de vroege kerkvaders zie je dit. Je vindt nergens in de vroege kerk het idee: we moeten nu een rechtvaardige samenleving gaan stichten.
Kijk eens in het boek Openbaring: ‘de Koning der koningen en de Heer der heren heeft het geheim van de geschiedenis in handen. Wie is waardig het boek te openen, het boek van de geschiedenis? Er is er maar één die de zegels kan verbreken. De Leeuw uit de stam van Juda. Die mag het openen. Toen keek ik en ik zag: daar stond een Lam, staande als geslacht.’ Een geweldige tegenstelling: je verwacht dat Hij al de ellende en troep in de wereld zal vernietigen. ‘En ik zag een Lam, staande als geslacht.’ Dat is de manier waarop God Koning is in deze wereld. Niet door kracht en geweld, maar alleen door Zijn Geest zal het geschieden. Dat is een zo andere manier van benaderen dan we tegenwoordig hebben, ook in christelijke politiek. Veel meer besef van: we zijn kerk onder het kruis en we zijn blij als er een beetje evenwicht is. Dat betekent niet dat de wereld betrekkelijk is. Daar vlieg je uit de bocht. Je moet beseffen dat God rechter is over deze wereld.’

Wat betekent het dan dat Christus ook alle macht heeft in hemel en op aarde?
‘We kunnen macht nooit afleiden van de triomferende Christus. Het gaat om de Christus die bereid is Zijn leven te geven ten dienste van anderen. De gedachte dat het gaat om de triomferende Christus is afkomstig van Barth, uit zijn Christengemeinde und Bürgergemeinde. Maar als wij macht afleiden van de gestalte van de opgestane Christus hebben we weer de vermenging met het eeuwige koninkrijk. Het hoogtepunt, het paradigma van Christus’ gestalte in deze wereld is altijd het kruis.
Het hangt samen met theocratie. Theocratie wordt vaak gezien als wetten en regels die God gegeven heeft en het is de roeping van de overheid om die in heel de samenleving door te zetten. Dat is typisch het godsgeloof van de radicale islam. De regels die bij het geloof horen moeten uitgevoerd worden, minstens door de mensen die het aanhangen of in de landen waar je de meerderheid hebt. Dat komt heel dichtbij het adagium van Kuyper: ‘Er is geen duimbreed waarvan Christus niet zegt: Dat is Mijn’. Dat is dan wel Christus, maar dan hebben we het wel over de machtige Christus in wiens naam we dingen gaan doen.Overheid moet zorgen voor evenwicht Dat komt dichtbij theocratische idealen. Daarvoor heeft Kuyper een tegenwicht in de soevereiniteit in eigen kring. Dus politiek en de scholen en de kerk kun je niet zomaar op één hoop gooien. Maar het is wel allemaal vanuit diezelfde christelijke visie. Heel snel wordt die heerschappij van Christus ingevuld vanuit scheppingscategorieën, vanuit de voorzienigheid. Vanuit de ‘gemene gratie’ van God is er al een hoop gerechtigheid in de schepping. Er is al een benedenbouw en daar bouwen we op voort tot het ideaal vervuld is.’

Ideologisering

‘Mijn grote zorg betreft de ideologisering van de politiek. In het oude oosten was het in de regel gewoon botte macht. Er kwam geleidelijk wat ideologisering. Bijvoorbeeld de Syrische koning Antiochus die zich als redder opwierp. Maar dat was de redder die zichzelf zou redden. Met name de Romeinen hebben eigenlijk voor het eerst een ideologie van een vrederijk opgebouwd. De keizer wordt dan god en heer. Tegenover het vrederijk van Christus dat niet van deze wereld is, hebben de Romeinen heel sterk een vrederijk hier op aarde benadrukt. Vooral de Griekse dichters van net voor onze jaartelling hebben een ideologie ontwikkeld van een vrederijk waarvoor de keizer garant staat. Waar mensen zich voor opofferen. Gladiatoren waren niet alleen maar vermaak, maar dat waren mensen die zich ten dienste stelden van de macht van de keizer. Dus het bloed van de martelaren is eigenlijk het zaad van de kracht van het keizerrijk van Rome. Die ideologisering is in de Europese cultuur dominant geworden.
Constantijn vermengt dat oude Romeinse ideaal, de pax Romana, met het christenzijn. Die wending bij Constantijn is dramatisch geweest. Ook in de geschriften van de kerkvaders zie je dat. Het is alsof je een andere wereld binnentreedt. Bij Constantijn wordt dat Romeinse model overgebracht naar het christelijk geloof. De kerk en de staat worden één. De christelijke staat is eigenlijk al het koninkrijk van God. Dat loopt dan in de middeleeuwen door in de gevechten tussen de keizer en de paus. Tegen deze macht heeft de Reformatie zich juist verzet. En in de context van Nederland heeft dat weer een heel eigen wending genomen, door het individualisme en de koopmansgeest. Daar zijn zelfs de machtige kerkelijke structuren opgeblazen.
Of het nu een liberale ideologie is, waar individuele mensen door hun eigen mogelijkheden dat moeten doen, of dat het een socialistische ideologie is, dat maakt eigenlijk niet zoveel uit. Een ideologie die zegt: ‘Wij zullen een rechtvaardige samenleving bouwen’, neemt claims aan die mensen niet toekomen. Dan maak je jezelf eigenlijk tot God. Alsof wij het koninkrijk van God moeten bouwen. Alleen is God dan ingevuld door de eigen ideeën. Dat verdraagt zich moeilijk met het geloof. Je kunt de godsdienst niet gebruiken voor andere doeleinden. Ook niet voor politieke doeleinden. Godsdienst is een doel in zichzelf.’ [8]

Waar gaat het dan om in de politiek?
‘Evenwicht. Dat zou voor mij de politieke ideologie zijn, als je het ideologie wilt noemen. Dus zonder ideaal.’

Dat is gewoon ‘Realpolitik’. Dan komen de directieven voor het politieke handelen niet meer uit je eigen waardekader.
‘Het is inderdaad in hoge mate pragmatische Realpolitik. Maar dan niet de Realpolitik van: wie de grootste macht heeft, die pakt hem.’
Momenteel ziet de Amsterdamse theoloog zijn visie het meest belichaamt in de politieke praktijk van het huidige CDA, hoewel hij ‘het neocalvinisme dat Donner en Balkenende met zich meezeulen’ niet deelt. Hij deelt de onderliggende ideologie niet.

Is die christelijke ideologie dan wel nodig, als men ook op een andere basis tot dezelfde praktijk kan komen?
‘Het zit dicht bij wat ook de kerkelijke apologeten zagen. Her en der zie je dat andere mensen het ook ontdekken. Waarbij je je dan vervolgens afvraagt of het dan ergens toch niet uit openbaring komt. Je hebt het humanisme, waar ook tendensen zijn naar dit sociale evenwicht. Maar dan is het direct ook de vraag in hoeverre het toch niet het christelijk erfgoed is, via de overlevering van de cultuur. Zoals vroege kerkvaders zich afvragen of die Grieken het niet van Egypte geleend hebben, waar ze nog wat van Mozes wisten.’

De massa en de macht

‘De overheid moet niet een absolute macht hebben. Ik ben het eens met het politieke systeem van Calvijn. Geen monarchie, want niemand kan alleen die verantwoordelijkheid dragen. Ook geen absolute democratie, want de massa laat zich makkelijk leiden. Dan bepalen binnen de kortste keren Paul Witteman of de mensen van Nova wat er gebeuren moet. Je bent zo beïnvloedbaar. Dus laat gewoon een aantal wijze mensen het doen. Dan zal het nog wel eens uit de hand lopen, maar het is het minst slechte systeem. Juist voor het bewaren van het evenwicht. Bij dat bewaren van het evenwicht moet de overheid inderdaad wel optreden.Godsdienst niet gebruiken voor politiek Doet ze dat niet, dan zal het recht van de sterkste gaan gelden.
Ik denk dat het christelijk geloof een geweldige stimulans is om een stukje relativering aan te brengen van de positie van de mens. Een geloof in God die Koning is helpt daar bij. Dat geldt te sterker in het christelijk geloof, waar het terugtreden van de macht van God en de overgave van Christus zelf centraal staat.’

Van Ruler benadrukt in zijn opstel over tolerantie ook de relativering en het evenwicht: er is een principiële tolerantie [9]. U bent vaak juist heel kritisch op Van Rulers theocratische visie [10]. Hoe komt u dan toch tot dezelfde uitwerking?
‘Van Ruler is ook niet altijd hetzelfde. Dat ben ik ook niet, maar Van Ruler had dat nog sterker. Ik denk dat ik het wel van hem geleerd heb – ik heb tenslotte indertijd mijn doctoraal bij hem gedaan. Van Ruler had dat heel sterk, dat hij uitdaagde door een bepaalde stelling in te nemen. Er is een verhaal bekend waarin hij in een synodevergadering met twaalf punten met verve een stellingname verdedigt. De volgende synodevergadering was er een andere discussie en had hij ook twaalf punten. Toen zei iemand: ‘professor, de vorige keer hebt u het omgekeerde beweerd’. ‘Ja’, zegt hij, ‘dat is óók waar; ik kan ook weer met twaalf punten aanduiden hoe het samenhangt’. Hij was heel springerig.
Dat artikel over tolerantie ligt heel dicht tegen de dingen die ik ook zou willen zeggen. Aan de andere kant had hij natuurlijk toch wel een heel erg sterke nadruk op een zelfstandige scheppingsleer. Hij wilde niet alles door de mal van de christologie zien. In dat opzicht zat hij veel dichter bij Kuyper, die hij verfoeide. Maar toch zat hij er heel dicht bij als het gaat over het oprichten van tekenen van het koninkrijk, hier op aarde. Die zijn natuurlijk nooit het koninkrijk in zijn volheid, dat staat ook in dat artikel. Maar wij richten toch wel positieve tekenen op. Ik zou zeggen: er is soms even iets van een lichtglans die je moed geeft, maar die niet meer continuïteit heeft dan de verheerlijking op de berg. Zodra je weer met je voeten in de modder staat is er weer die zieke jongen en een radeloze vader. Zelfs een genezing is voor een moment. Dus het is niet een uitgestrektheid waarop je structuren in de tijd kunt bouwen. Als er al tekenen van het koninkrijk zijn, dan zijn het eerder gestalten van de Gekruisigde. Het koningschap van Jezus staat niet voor niets in alle vier de evangeliën bij het kruis. ‘Dit is de Koning der Joden.’ Dan zijn er duidelijke links naar de koningspsalmen uit het Oude Testament, zoals psalm 97 en 99.’

Oude Testament en politiek

‘In politieke discussies in gereformeerde kring wordt vaak een rechtstreeks beroep gedaan op het Oude Testament. De structuren van Israël worden overgebracht naar de politiek. Dat kan natuurlijk niet. Het Oude Testament is toeleiding naar het Nieuwe Testament. Daar zien we wat heerschappij van God over mensen betekent. Jozua 24: ‘U zult niet in staat zijn om de Heere te dienen, want de Heere is een heilig God’. Dus jullie kunnen wel zeggen: ‘We zullen de Heere dienen’ – forget it. Het voortdurende besef dat Israël het niet haalt. Laat staan dat de volkeren het halen. Het eindigt ook in de ballingschap. De voortdurende weg van zonde. Het Oude Testament zegt: ‘Waar God verschijnt kan de mens niet leven’. De heidenen die uitgeroeid worden in Kanaän, waar het land van God is. Maar ook in Israël: wie niet gehoorzaam is, die ziel zal uit zijn volk worden uitgeroeid. ‘Als Gij in het recht zult treden, wie zal bestaan?’ (psalm 130). Daar loopt het uiteindelijk dan ook op uit: ‘Wie kan bestaan voor de rechtvaardige God?’.
Je kunt het Oude Testament niet geïsoleerd lezen. Wat je dan ziet is dat bijvoorbeeld in orthodox gereformeerde kringen met een beroep op teksten uit het Oude Testament de doodstraf gerechtvaardigd wordt. Aan de andere kant ziet Cees den Heyer alleen psalm 103: ‘Hij doet ons nooit naar onze zonden, Hij is als een Vader barmhartig over Zijn kinderen’. Je moet het Oude Testament altijd lezen via de Gekruisigde. In de vroege kerk is er een Griekse vertaling van psalm 96. Daar staat in het Hebreeuws: ‘De bomen van het veld zullen juichen’. In die vertaling staat: ‘Hij heerst vanaf het hout’. Dat wordt voortdurend op Christus toegepast. Het koningschap van God is dat Hij heerst vanaf het hout. De Gekruisigde.
Als in de praktische politiek met een beroep op het Oude Testament een ruimhartig vreemdelingenbeleid gevoerd wordt, juich ik het beleid van harte toe. Maar de methode met behulp waarvan het beredeneerd wordt, deugt niet omdat het een rechtstreekse verbinding met het Oude Testament is. Voor ik het weet heb ik een andere tekst te pakken.
Mijn werk in Zuid-Afrika heeft mij hier nog meer inzicht in gegeven. Ik heb in Zuid-Afrika twee promovendi. Een zwarte student bestudeert de Apartheidstheologie van de blanken. En een blanke student bestudeert de anti-Apartheidstheologie. Die blanke student behoort bij de kringen die al tegen de Apartheid waren en hij heeft heel veel moeite om te ontdekken wat er hermeneutisch gebeurd is. Hij is zelf deel van dat gedachtegoed. Terwijl de zwarte student zich natuurlijk geweldig heeft afgezet tegen de Apartheidstheologie. En nu hij het gaat bestuderen ontdekt hij ineens wat eronder zit, welke redenaties. En hij ontdekt dat het heel zinnige redenaties waren vanuit het perspectief van de blanken van dat moment. Hij is zo tot een verstaan van de blanken in hun Apartheidsideologie gekomen. Niet dat hij het goedkeurt, maar hij begrijpt het. Je kunt met een beroep op bijbelteksten uit het Oude Testament op een heel zinnige manier de Apartheid beredeneren.’

Tegoed van het Oude Testament

Is er dan geen tegoed van het Oude Testament?
‘Ik denk niet dat er een tegoed is van het Oude Testament. Er staat niet voor niets in Lukas: ‘Alles wat de profeten geschreven hebben is vervuld in de Zoon des mensen’. Johannes: ‘Het is volbracht’. In het perfectum. Een stand van zaken wordt daar weergegeven. Dus over een tegoed van het Oude Testament kun je niet spreken. Je kunt wel zeggen: om te verstaan hoever de heerschappij van Christus strekt, moet je het Oude Testament lezen. Het gaat over alles. Maar daarmee staat ook alles in het teken van het kruis. Dat zie je ook voordurend: ‘Opdat vervuld zou worden hetgeen geschreven is in de profeten’.
Een vaak gehoorde gedachtegang gaat uit van een trinitarische spreiding. Je hebt niet alleen een christologie, maar ook een scheppingsleer en je hebt ook werk van de Heilige Geest. Die wordt dan gebruikt om de christologie te relativeren. Voor je het weet zit je bij het triteïsme, dus in een drie-werkelijkheden model. Dan krijg je een model waarin de schepping relatief zelfstandig wordt, de politiek zelfstandig wordt en de economie zelfstandig wordt. Dan krijg je al snel een eigen systeem. En daarnaast heb je dan de christologie. Dat zie je bij Van Ruler: de christologie dient om de problemen van het eerste model op te lossen. Christus moet de zonde wegpoetsen. De leer van de Heilige Geest wordt ook zelfstandig. Dat zie je in de meer charismatische bewegingen. Daar gaat de Geest alles overheersen, terwijl het niet meer de Geest van Christus is.Geen monarchie en geen absolute democratie Binnen de kortste keren wordt die Geest dan een antropologische Geest en niet meer christologisch bepaalde Geest. Dus dan wordt het ónze Geest. Dan worden wij helemaal van de Geest vervulde mensen. Dat kun je ook op de samenleving toepassen. Dan krijg je die idealistische modellen.
Dus je hebt aan de ene kant een conservatief model van de scheppingstheologie, waar de theologie wordt afgeleid vanuit de structuren van de schepping. Daar kun je alle kanten mee op. Dat hebben we in de Apartheid gezien en in de anti-Apartheid. Schepping is heel riskant als je het niet voortdurend toetst aan de christologie. Aan de andere kant krijg je een heel idealistisch model: wij door de Geest bezielde mensen zullen de ideale samenleving bouwen.
In de regel zijn de traditioneel gereformeerden geneigd tot het eerste model. Dat zit ook sterk in de gemene gratie idee van Kuyper. Die gereformeerden hanteren een sterke scheppingstheologie en beperken de Geest tot de persoonlijke toepassing van het heil van Christus. In de vanuit arminianism ontstane traditie heb je de nadruk op het persoonlijke perfectionisme. En in de politiek wordt dat vertaald in het idee van de ideale samenleving. Het klassieke voorbeeld is het model van de Verenigde Staten. Reborn christians die even zullen zorgen dat de samenleving wel in orde komt. Reborn betekent nog altijd dat je eerst met Christus gestorven bent, maar ze lopen zo vanuit de schepping de opstanding in. Alsof je kunt opstaan zonder eerst gestorven te zijn.’

Hoe verhoudt zich de christologische interpretatie van de schepping dan met het gebruik van het ‘natuurargument’ door Paulus? Zoals wanneer hij schrijft dat iets tegennatuurlijk is?’
‘Er staat in het Grieks paraphysin. Dus tegen de physis in. Dat gaat zeker niet over een vorm van oorspronkelijke schepping. Het gaat meer om de fysieke werkelijkheid zoals we die kennen. De ‘natuur zelve’ is de maatschappelijk realiteit zoals je die ervaart. Het is geen basaal ontologische uitspraak, maar in feite een cultureel-sociale uitspraak. Je zou kunnen zeggen: hoort het niet bij de hele traditie van menselijk samenleven dat je dit soort dingen niet doet? Daarmee is het dus gerelativeerd en heeft het niet het absolute stempel van een antropologie. Waardoor er ook een stuk ruimte komt om er discussie over te voeren.
Paulus gebruikt het argument in het onmiddellijke verband met homoseksualiteit. Dat is hét item op het moment. De kerken scheuren erop. Als je ‘natuur’ ziet als hetgeen wat de mens fysiek is, kun je twee kanten op redeneren. De natuur is dan ook de brede natuur, dus betreft ook de dieren. Dan kun je zeggen: er zijn nu eenmaal mannetjes en vrouwtjes, dus het hoort zo. Maar je kunt ook zeggen: in de hele natuur zijn er ook dieren waarbij homoseksualiteit voorkomt. Van gewone huis-, tuin- en keukeneenden is één procent homoseksueel. Dus dan leert de natuur dat het een mogelijkheid is. Een beroep op de natuur is altijd een tweesnijdend zwaard.
Als je natuur meer opvat in de zin van datgene wat wij als menselijke maatschappij hebben, dan kun je zeggen: er zijn bepaalde tradities in onze samenleving waar je niet zomaar overheen moet stappen. Misschien is dat argument nog wel veel zwaarder dan een beroep op de fysieke natuur. Als je zegt: ‘Leert de natuur het zelf niet?’, dan kan ik zeggen: ‘Ik ben nu eenmaal zo’. Als je zegt: ‘Er is een bepaald patroon in de samenleving’, dan kun je dat soort beslissingen niet in je eentje nemen. Laat staan dat je die in de kerk in je eentje kunt nemen. Het overlaten van omgaan met homoseksualiteit aan een plaatselijke gemeente vind ik dus onzin. Dat soort dingen zijn verbonden met een hele cultuur, samenleving en een wereldkerk. Vincentius van Lérins zegt: ‘Katholiek is datgene wat altijd overal en door allen geleerd is’. Dus laten we dan ook eens vragen wat de christenen in Rome en de mensen in Toronto daarvan vinden en wat de christenen van alle eeuwen daarvan gevonden hebben.
Een hoop mensen zullen zeggen: dat is conservatief. Laat het dan conservatief zijn. Dat is ook een bewarende formule. Dat geldt voor de leer, maar ook voor de ethiek. Het bewaart je voor de waan van de dag en behoedt je ervoor overgeleverd te worden aan de chaos. Christendom is inderdaad behoudend. Het is vernieuwend omdat we de nieuwheid in Christus ontvangen. En bij gevolg kunnen we in de relatieve wereldsamenleving waarin we nu zijn rustig behoudend zijn, want wij hoeven de boel niet veranderen.’

Praktijk

Maar u wilt wel de balans terug te brengen. Is dat wel mogelijk? In uw boeken schrijft u herhaaldelijk: ‘Kijk uit met veranderingen, want je maakt het vaak alleen maar slechter’.
‘Je moet het ook niet in de ideale wereldsamenleving willen veranderen. Maar kijk of je balans kunt terugbrengen. Vaak wordt het slechter omdat mensen denken dat ze het zelf op moeten lossen. Soms moet je ook niet te veel willen doen, maar dat betekent ook dat je niet teveel aan uitbuiting moet doen.

Hoe dan met de pluraliteit om te gaan als christenen aan de macht of in de meerderheid zijn?
‘Ik denk het dan juist nog nauwer luistert. Je hebt zelf de vrijheid in Christus ontvangen. De vrijheid van de christenmens zoals Luther en Calvijn die beschrijven. De vrijheid waardoor je van de slavernij der zonde bevrijd bent en de ander niet meer hoeft te misbruiken. Die moet je niet aan de ander opleggen met fysiek geweld. Daarmee ontkracht je het meteen. Juist dan luistert het heel nauw dat je de minderheid niet iets oplegt. Zodat het duidelijk wordt dat je geen christen bent omdat je belangen hebt. Dat hangt dan weer samen met de bijbedoeling van het geloof. Het corpus christianum bestaat in de regel alleen daar waar machthebbers er belang bij hebben om de staat christelijk te maken vanwege de grote invloed van christenen. Dat wordt heel snel verbonden.
Elk beroep is een goddelijk beroep, dus ook dat van politicus. Als er in de politiek iets gedaan kan worden, dan doe je dat. Zoals je ook auto’s kunt samenstellen, als dat de beste plek is waar je iets kunt doen om deze wereld gaande te houden. Om de tent niet al te erg te laten lekken. In feite is dus alles wat we doen in de wereld het werk van klusjesmannen. Dat wringt vaak best. Zodra je namelijk verantwoordelijkheden draagt, heb je macht toebedeeld gekregen. Dat betekent dat je geroepen bent om dat evenwicht te bewaren. Dat betekent soms ook dat je moet zeggen tegen degenen die sterk zijn: kijk uit, anders krijg je een mep.’

  1. A. van de Beek, Hier beneden is het niet, Zoetermeer (2005), p. 48;
  2. A. van de Beek, ‘Christenen en de maatschappij in de vroege kerk’, referaat voor de Guido de Brès-Stichting, voor de conferentie ‘De eerste christenen als voorbeeld?’, 5 april 2005.
  3. A. van de Beek, ‘Niet afdoen van deze woorden. Een antwoord aan Barend Kamphuis’, Radix 27 (2001), p. 51-64.
  4. B. Kamphuis, God, het kruis en de schepping. Aspecten van de theologie van A. van de Beek, Radix 26 (2000), p. 203-225.
  5. A. van de Beek, Ontmaskering, Zoetermeer (2001), p. 55.
  6. A. van de Beek, ‘Niet afdoen van deze woorden’.
  7. A. van de Beek, Kring om de Messias. Israel als volk van de lijdende Heer, Zoetermeer (2002), p. 386.
  8. Zie ook A. van de Beek, ‘Religion without ulterior motive’, Hervormde Teologiese Studies 61 (2005), p. 517-529.
  9. Voor een herdruk van dit Wapenveld-artikel, zie: Roel Kuiper e.a. (2001), Tolereren of bekeren: Naar een christelijke visie op verdraagzaamheid, p.78-85.
  10. Bijvoorbeeld A. van de Beek, Jezus Kurios, Kampen (1998), p. 119; Idem: Kring om de Messias, p. 386.