Water bij de wijn?

Column

Onlangs is ons derde kind gedoopt. Ongevraagd is in de doop haar hele leven omvat: vervreemding van God en geborgenheid bij Hem in Jezus Christus. Er zit niets van haarzelf bij. Als ouder en gemeente ben je zonder twijfel in het geding, maar het verbond brengen wij niet tot stand. De wetenschap dat ik als kind gedoopt ben, is voor mij bijzonder troostrijk. Het is eens en nooit weer en weinig kleinmenselijks kan er tussen komen. Althans wat het kind betreft.

Je hoeft niet veel ouder te worden of het al te menselijke doet zijn intree. ‘Ik wil niet gedoopt’ riep angstig de driejarige aan de hand van zijn vader toen het babyzusje werd gedoopt en hij dacht dat ie er ook aan moest geloven. In Trouw verwoordde onlangs Karin Melis hoe zij toeleefde naar haar doop in de Sint Victor. De dag ervoor schreef ze: ‘En je denkt, althans ik denk, dat de hartstocht van de twijfel, dan wel een wit uitgeslagen vurigheid met de nadering van zo´n datum betekenisvol toeneemt. Wat mij betreft gebeurt dat niet. Ik word almaar leger naarmate die datum dichterbij komt. Lijkt mij een typisch psychologisch verschijnsel: niets voelen ten aanzien van het belangwekkende maakt het onschadelijk. Voor mij is de mystieke leegte van de donkere nacht à la Johannes van het Kruis dus niet weggelegd. Voor mij zijn daar gewone leegte en weerzin als onhandige bewapeningsstrategieën.’

Ik deel met Melis de leegte en het onbehagen, maar dan bij het tweede Sacrament. Hoe orthodoxer de gemeente waarin ik het Heilig Avondmaal vier, hoe meer ik er mee in mijn maag zit. Echter, de mate van orthodoxie op zichzelf zegt niets. Er is meer aan de hand met dit onbehagen. Te weinig benul van de betekenis van Jezus´ dood en opstanding, denk ik wel eens. Onuitgesproken gewoontes die afleiden: ‘Ga ik aan bij tafel 1 of 4.’ ‘Doe ik een hoed op of niet?’ De vorm waarin het Avondmaal doorgaans wordt gevierd kan het al te menselijke versterken. Bij een gemiddelde tafelopstelling kan je blik nergens heen. Met de buurman of buurvrouw is karig contact. De overburen kijken ernstig en die kijk je dus niet langer dan een enkele seconde aan. Daarachter bevindt zich de rij toeschouwers, wat zeer vervreemdend werkt. Iets om de beurt vieren is eigenlijk een hele rare gewoonte. Als de kerk hoog is en een mooi glas-in-lood raam heeft kan de blik daarheen. Anders rest het witte tafelkleed met geborduurde druiven. Als het te stil is, durf je het brood niet goed door te slikken en als het orgel allerlei wijsjes speelt of de predikant continu aan het woord is, ontstaat ergernis. Maar ook dit alles raakt de kern niet.

Ten diepste denk ik dat het de combinatie is van het ontzagwekkende, onbegrijpelijke en tegelijkertijd zeer nabijkomende van Jezus´ sterven en opstanding voor ons wat herdacht wordt. De vorm van de gezamenlijke maaltijd is heel intiem. Eten en drinken doe je met je vrienden. De gelijktijdige omgang met het heilige en het intieme gaat mijn pet vaak te boven.

Het troostrijke van het Avondmaal is hoe dan ook dat al het kleinmenselijke en ongelovige mee mag komen. Dat het gaat om het gaan en niet om de ultieme Avondmaalshouding en -ervaring. En dat er in het herdenken telkens een herkansing is voor de kerk en haar gelovigen om te leren vieren. Misschien dat we het daarom ook wel zo vaak mogen doen. Zodat het wordt zoals dr. Jan Koopmans (1905-1945) eens schreef: ‘Niet wij onderhouden het Heilig Avondmaal, het onderhoudt ons.’