Redactioneel

In Vrij Nederland van 8 juni jongstleden maakt Malou van Hintum de balans op van de vrouwenemancipatie. Ze is droef gestemd want ze komt tot de conclusie dat vooral mannen er beter van geworden zijn. Vrouwen zijn dan wel geëmancipeerd, maar de facto betekent dat dat ze zijn toegetreden tot de mannenwereld die gekenmerkt wordt door mannennormen, dat wil zeggen ‘scoren, je een bult werken, je privé-leven veronachtzamen en je kinderen weg regelen. De eendimensionale prestatiedwang die mannenlevens kenmerkt, is nog altijd normerend’. Het is het feminisme niet gelukt ‘een radicaal andere kijk op zorg en menselijke verhoudingen’ te realiseren. En daardoor sneuvelen vrouwen toch weer over ‘hun eeuwige achilleshiel: de kinderwens. Het is die eeuwige ongelijkheid die ervoor zorgt dat de vrouwenemancipatie voor mannen definitief beter zal uitpakken dan voor al die vrouwen die graag kinderen willen, en dat zijn er toch nog altijd vier van de vijf’. Kortom, vrouwen werken als gevolg van de emancipatie harder dan ooit, doen nog steeds meer binnenshuis dan manlief, en ‘lopen de deur plat van schoonheidsspecialiste, sportschool en parfumeriezaak onder het motto “goed voor jezelf zorgen” om er maar niet ouder uit te zien dan vijfendertig, want dan wordt je gedumpt’ en begint meneer aan zijn ‘tweede leg’.

‘We must love one another, or die’, een regel van de dichter W.H. Auden, is de slotzin van Wim H. Dekkers artikel over de man-vrouw verhouding in de jaarserie Schade aan de ziel. Ook Dekker onderkent de strijd tussen de seksen. Hij voert die strijd deels terug op fysiologische verschillen tussen manen en vrouwen. Zogenaamde mannelijkheids- en vrouwelijkheidscoderingen zijn volgens hem niet alleen ‘sociale constructies’ maar hebben ook gewoon te maken met fysieke verschillen tussen mannen en vrouwen. Naar het gevoel van feministen begeeft Dekker zich op glad ijs door te betogen dat die fysieke verschillen – en de daarbij behorende verschillende wijzen van zelfverstaan – serieus genomen moeten worden. Dekker maakt er geen scheppingsordeningen van – onder die dekmantel is te veel goedgepraat – maar vindt wel dat ‘juist in het anders zijn van de andere sekse de mogelijkheid ligt sturing te geven aan de vorming van de eigen mannelijke of vrouwelijke identiteit’. Zonder de wet van het tarwegraan – dichterlijk vertolkt door Auden – zal dat echter niet gaan is zijn conclusie. Anders krijgt Van Hintum toch gelijk.

Van de overige artikelen noem ik nog dat van de nieuwe RRQR-preses. Een vitaal netwerk van oudleden, die elkaar op diverse wijzen tot steun zijn, is ontstaan en dat is een groot goed. Het plan was vijf jaar geleden op een dakterras in Utrecht snel geboren, de realisering is zoals gewoonlijk een kwestie van ‘sleuren aan de uitvoering’ (naar een woord van de vertrekkend RRQR-preses). Het RRQR-bestuur verdient daarvoor de complimenten.

Die gelden ook voor het RRQR-team dat op de laatstgehouden zomerconferentie met 20-9 het C.S.F.R.-team oprolde en daarmee voor de derde achtereenvolgende keer de prof.dr. A.A. van Ruler-bokaal wist te veroveren.