Redactioneel

Ruim dertig jaar geleden, in 1976, publiceerde de socioloog Abram de Swaan een essay met de intrigerende titel ‘De mens de mens een zorg’. Het was een opstel dat, zoals de ondertitel aangaf, ging over ‘de verstatelijking van verzorgingsarrangementen’. Het verscheen terwijl de verzorgingsstaat nog volop in opbouw was en straalde ook nog helemaal het optimisme van die dagen uit. De klassenstrijd kon te ruste gedragen worden, zorg was nu voor iedereen. Ondertussen signaleerde De Swaan wel scherp dat de staat in al het goede wat hij ondernam, geen persoon was. Uiteindelijk kwam het aan op de ene mens die voor de ander wil zorgen.
In het medisch regime van onze dagen, met een toenemende professionalisering en vermarkting van de zorg, dreigt juist dat relationele aspect uit het oog te raken. Niet voor niets zijn de maatschappelijke protesten juist op het punt van de zorg steeds zo heftig en breed gedragen. In een interview in het kader van ons jaarthema ‘Zorg’, bekritiseert de Tilburgse hoogleraar zorg, cultuur en caritas, Annelies van Heijst, de loskoppeling van ‘care’ en ‘cure’. Tegelijkertijd geeft ze duidelijk aan dat zieke en afhankelijke mensen niet alleen maar zielig zijn, maar weet ze zich verrast door hun innerlijke kracht, humor en wijsheid.
Juist als een mens ziek en afhankelijk is, komt de vraag boven: wie zijn we eigenlijk? Wat heeft die korte tijd die wij op aarde doorbrengen te betekenen? Krijtstrepen voor een christelijke antropologie worden door Stefan Paas, de nieuwe missionaire VU-prof, op papier gezet. Hij benadrukt dat er geen tijdloos, eeuwig mensbeeld in de Bijbel wordt getekend, maar dat er juist sprake is van een fundamentele openheid en flexibiliteit. Dat neemt niet weg dat er wel enkele hoofdlijnen zijn te ontdekken. Wat Luther ooit kernachtig verwoordde als het simul iustus et peccator komt ook bij Paas terug in zijn beschrijving van de mens als een paradoxaal wezen.
Bij het lezen van Paas’ artikel moest ik denken aan het bekende gedicht van Gerrit Achterberg, ‘Deïsme’, waarin hij de mens tekent als een ‘vol benzinevat’ door God leeg achtergelaten, ‘Hij moet het kwijt, / al de afval, met zijn wezen in strijd.’ Daar blijft het echter niet bij: ‘Sinds hij zich van de schepping onderscheidt / gingen wij dood en liggen langs het pad, / wanneer niet Christus, koopman in oudroest / ons juist in zo’n conditie vinden moest / alsof hij met de Vader had gesmoesd.’ Ook Paas benadrukt de transformerende kracht van Jezus voor de mens, die niet alleen in zijn redding maar ook zijn missie deelt.
De weg van christenen met Christus wordt misschien wel het duidelijkst zichtbaar in het leven in de christelijke kalender, een jaar lang van Advent tot Pinksteren deelnemen in het grote Bijbelse verhaal. Op allerlei momenten schuurt die kalender met zijn feest-, treur- en rustdagen met onze dagelijkse agenda’s vol werkafspraken. Op weg naar Pasen bieden we onze lezers een Paasoverweging aan van de filosofe en schrijfster Désanne van Brederode rond Jezus’ woorden aan Maria Magdalena na zijn opstanding, Noli me tangere – raak mij niet aan. Het is aangrijpende literatuur, die ons stilzet – maar ook in beweging brengt. Désanne van Brederode spreekt in een openhartig interview verder over de intimiteit van het geloofsleven en haar eigen weg met Christus. Voor haar geen geloof zonder Golgotha, geen opstanding zonder lijden.
Naast de meditatie, de column en recensies ook nog een tweeluik met reacties op de Nationale Synode 2010, in een korte serie over de toekomst van de oecumene in Nederland. Dat betekent zoeken en tasten, maar ook verlangen en hopen dat de eenheid die is gegeven in Christus ook in de breedte van het kerkelijke leven doorbreekt.

Bart Wallet